Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ik ben [32]de God Abrahams, en de God Izaks, en de God Jakobs! God is niet een God der doden, maar der levenden. 32. Iemands god te zijn, is iemand de eeuwige zaligheid naar lichaam en ziel te willen geven; zie Ps.33:12, en Ps.144:15, waaruit volgt dat deze pariarchem naar de ziel bij God leefden [hetwelk deze Sadduceen ook ontkenden, Hand.23:8] en ook naar deze lichamen opstaan zouden en eeuwiglijk leven, mits Hij een God, niet alleen van een deel van hen, maar van hun gehele personen genaamd wordt.